Publicatie Trots Sint Tunnis
Door Arie Cornelissen
Verscheurd door een wrede oorlog, vluchtend door de donkere nachten van Afrika. De Eritrese familie Estifanos doorstond vele ontberingen. Op zoek naar een betere toekomst. Na een lange weg vonden ze hun nieuwe thuis in Sint Tunnis. “Wij vinden het hier geweldig.”
Vrolijk zitten ze om de tafel in hun kleine huis aan de Pastoor van Erpstraat. Een glimlach is nooit ver weg. Vader Rezu (46), moeder Samrawit (35) en de twee dochters Mielat (14) en Mossanna (11). Peuter Maranata (2) ‘kraait’ een beetje rond door de kamer. Steun en toeverlaat Sophie Lomme, als vrijwilliger aan het gezin verbonden, is er ook. Ze is voor de familie een vertrouwd gezicht.
In Eritrea heerst een schikbewind. De bewoners staan onder volledige controle van de machthebbers. Het land is verwikkeld in een bloedige strijd en ruimte voor eigen keuzes is er niet of weinig. “Na school moest ik meteen soldaat worden”, zegt Rezu. “Net als heel veel anderen. Maar liefst 17 jaar ben ik dat geweest. Ik wilde het niet. Ja, ook ik moest vechten en schieten. Altijd ver weg was ik van mijn vrouw en kinderen, jarenlang heb ik hen amper gezien. Het was moeilijk”, vertelt Rezu terwijl hij zijn ogen even neerslaat. “Ik ben mijn drie broers verloren en kon mijn gezin geen toekomst geven. Op een dag in 2015 ben ik gevlucht naar buurland Soedan. Daar heb ik mijn vrouw Samrawit kunnen bellen en haar verteld wat ik van plan was.“Ik was in shock”, zegt Samrawit. “Wist van niks, maar ik begreep Rezu. “De angst en onzekerheid waren groot. Je kunt niks doen.” Ook haar raakt het als ze erover vertelt.
Barre omstandigheden
Uiteindelijk kwam Rezu terecht in Libië. Zes maanden lang verbleef hij opeengepakt met honderden anderen op een nare locatie. “Sommigen overleefden de barre omstandigheden niet. Samen met 630 andere vluchtelingen kon ik in een kleine boot de overtocht maken naar Italië. We werden afgeperst en moesten ook nog eens veel meer betalen dan afgesproken”, herinnert-ie zich.
In Nederland onderging Rezu de asielaanvraagprocedure en verbleef in die periode van een jaar op maar liefst zeven verschillende locaties, voordat hij onderdak vond in Sint Anthonis. “Met een aantal vrijwilligers hebben we hem op weg geholpen. Met Nederlandse les, het zoeken naar vrijwilligerswerk en andere dagelijkse dingen”, legt Sophie uit. “Ik heb bij Tante Sjaan en bij Oelbroeck gewerkt”, vult Rezu trots aan. Hij lacht weer.
Toen twee jaar later er een akkoord was voor gezinshereniging, konden ook Samrawit en haar jonge kinderen vanuit Eritrea aan de riskante vlucht via Ethiopië naar Nederland beginnen. Naar Rezu, naar hun echtgenoot en papa. “We konden alleen ’s nachts ongezien lopen. Dat is lastig in het donker. Soms moesten we ons verschuilen en beleefden we spannende momenten. Steeds de vrees om ontdekt te worden”, zegt Samrawit die af en toe wordt bijgestaan door haar vloeiend Nederlands sprekende, enthousiaste kinderen. “Onze buiken deden pijn en we hadden honger. En we moesten wel zeven nachten lopen, lopen, lopen”, weet Mielat nog. Toch lukte het. De hereniging op de luchthaven in Brussel was emotioneel, al kende dochter Mossanna haar eigen vader amper terug.
Hollandse pannenkoeken
Vanaf het begin weet het gezin in Sint Tunnis van aanpakken en zetten ze door. “Wij zijn heel blij. Ik werk in een fabriek, Samrawit is huishoudelijke hulp. We spreken steeds beter Nederlands, eten regelmatig Hollandse gerechten zoals pannenkoeken en onze kinderen hebben het super naar hun zin. Doen het lekker op school, hebben vrienden en vriendinnen. En de mensen in Sint Tunnis zijn heel aardig. Net als onze buren”, zegt Rezu. Zoon Mubin, die niet bij het gesprek kon zijn, is bezig met zijn rijbewijs en volgt een elektrotechnische opleiding. Mielat houdt van muziek en heeft pas nog een voorstelling gegeven. Mossanna voetbalt en wil politieman worden. “Ik wil andere mensen helpen, want de mensen hier hebben ons ook goed geholpen”, zegt ze. De anderen knikken. “Wij zijn dankbaar voor alles”, vult Samrawit aan terwijl ze een ‘himbasha’, een eigen gebakken Eritrees koekje uitdeelt.“Ik denk nog vaak aan Eritrea, mijn familie woont er nog altijd. Maar wij willen nooit meer terug. Hier willen we zijn, hier voelen we ons thuis.” Ze stralen.