Publicatie Trots Sint Tunnis
Door Arie Cornelissen
Een paar uur vóór het interview is Ria van den Berg (74) gevallen. “Ik gleed in het dorp uit met de fiets op een bevroren glad deel van de weg. Stom hè. Vier hechtingen heeft de huisarts in de knie gedaan. En nou mag ik een weekje niet rennen. Daar baal ik nog het meeste van. Maar ja, het komt goed.”
Bij Ria staat ‘niet-rennen’ niet in het woordenboek. “In die 45 jaar dat ik in de bossen van Sint Tunnis actief ben, ben ik slechts één keer gevallen. Toen was ik bont en blauw, haha. Maar meteen daarna ben ik gewoon weer doorgegaan. Ik kan niet zonder. Voor mij is het zó normaal om in beweging te zijn.”
In 1979 begon ze met wat al snel haar passie werd. “Voordat ik mijn eerste rondje maakte, heb ik een aantal dagen 1000 keer touwtje gesprongen. Om spierkracht op te doen. Dat lukte en sinds die tijd ren ik drie keer en wandel ik vijfmaal per week. Met mijn fiets ga ik naar de Staatsbossen. Nee, een warming-up heb ik niet nodig. Die paar minuten fietsen naar het bos, zijn voldoende.”
Paar boterhammen
Ria combineert vaak beide liefhebberijen. “Ik ren eerst 45 minuten en aansluitend wandel ik een uur. Dat doe ik over allerlei verschillende routes. Tussendoor eet ik een appel en drink ik water. Vóórdat ik weg ga eet ik altijd een paar boterhammen en een halve sinaasappel. Sportvoeding en zo, heb ik niet nodig. Het gaat nog altijd goed. En blessures heb ik eigenlijk nooit gehad. Ja, dat is best bijzonder. Ben er blij mee.”
Ze is erg van de Staatsbossen gaan houden. “De schapen, de Schotse Hooglanders, de fluitende vogels en het uitzicht over de hei, het is elke keer weer genieten. De natuur is mooi en het is er lekker rustig. Ideaal om je hoofd leeg te maken. Onveilig heb ik me nooit gevoeld. Ja, één keer toen er een groepje bromfietsers op me afkwam, maar er gebeurde verder niks. En bij de Schotse Hooglanders let ik goed op. Zo’n kudde moet je nooit doorkruisen, ik ga er altijd keurig met een boog omheen. Alleen van buizerds ben ik een beetje bang. Die kunnen soms dreigend boven je cirkelen. Voor de zekerheid heb ik wel altijd mijn telefoon bij me.”
Schriftje
Weer of geen weer, Ria gaat altijd. “Sneeuw of warmte houden me niet tegen. Alleen als het heel hard regent, blijf ik thuis. Maar dan haal ik dat een andere keer in. Daar ben ik gedisciplineerd in. Zo houd ik ook trouw vanaf het allereerste begin bij wanneer en hoe lang ik gerend en gewandeld heb”, zegt Ria terwijl ze een schriftje met notities erbij pakt. “Ik ben gewoon graag buiten.”
“Of ik ooit gekke dingen gezien heb? Dat valt reuze mee. Een keer heb ik een dassenburcht ontdekt. Dat heb ik gemeld bij de boswachter. Heb ik veel contact mee, steeds gehad. Als ik iets zie dat me opvalt, geef ik dat meteen door. Verder mag ik graag een praatje aanknopen met mensen die ik tegenkom. Dat zijn overigens wel vaak ouderen. Dat is gezellig. Al zou het wél goed zijn als er wat vaker jongeren in het bos actief zouden zijn. Ze zitten tegenwoordig wel heel veel op de mobieltjes te turen. Daar word je niet fitter van, denk ik dan.”
In Ria’s schriftje staat dat ze in 2024 zo’n 105 uur gerend heeft en 923 kilometer gewandeld. “Ben ik best trots op. Maar het gaat me niet om de prestatie, hoor. Zeker niet. Het fantastische gevoel dat je hebt na een fysieke inspanning, is gewoon verslavend. Ik bouw de looptijden geleidelijk af, maar hoe dan ook blijf ik rennen en wandelen zo lang ik kan.”