Publicatie Trots Sint Tunnis
Door Arie Cornelissen
Robert Weijmans maakte veel mee tijdens zijn militaire uitzending in Bosnië. De dreigende Serviërs bleken ‘ook gewoon mensen te zijn’. Zijn militaire tijd heeft hem gevormd. “De oorlogen in Oekraïne en Gaza? We hebben niks geleerd.”
Na zijn loopbaan in het leger moest Robert Weijmans (50) wennen aan het gewone leven.“Het kameraadschappelijke miste ik. Ik heb terug in Nederland lang moeten zoeken naar de juiste baan. Als technicus bij de waterzuivering in Haps zit ik nu lekker in mijn vel. "We hebben daar een groep die er samen voor wil gaan, dat is voor mij heel belangrijk.” Geïnspireerd door zijn vader, meldde Robert zich als 20-jarige in 1993 voor de opleiding om als militair uitgezonden te kunnen worden naar oorlogsgebieden. “Ik was vooral op zoek naar avontuur en dingen beleven. Op dat moment had ik net verkering met mijn vrouw Melanie. Dus tja, dat was wel even lastig. Hoe kom je namelijk terug? Dat weet je nooit.”
Schelden
Robert was bij zijn eerste vredesmachtuitzending van de Verenigde Naties, in Bosnië, actief als chauffeur. “Wij zorgden ervoor dat onze gevechtseenheid Dutchbat 2 voorzien werd van goederen, wapens en mensen. Vaak reden we over kapotte wegen door het oorlogsgebied. Onderweg gebeurt van alles. Eén keer werd onze voorruit ingegooid. Mensen stonden te schelden. Het was de eerste keer dat ik agressie van binnen voelde.” De emoties gingen soms alle kanten op. “Op het ene moment vragen kinderen langs de kant van de weg om snoep, het andere moment werd ons konvooi bewust afgesneden en werd een pistool getrokken. Het is zo'n andere wereld. Het klinkt misschien gek, maar dat half jaar vond ik de mooiste tijd van mijn leven. Je hebt als groep alles voor elkaar over en ik had een eigen vrachtwagen en een UZI-machinepistool. Je voelt je heel wat.”
Op één van de vele ritten naar Srebrenica ging het echter bijna mis. “Ons dieseltransport werd tegengehouden. Overal om ons heen stonden plotseling gewapende Serviërs. Ze hielden ons vast en we beseften al snel dat zo ons gebruikte om iets gedaan te krijgen. Waarvoor wisten we niet, maar het was de eerste keer dat ik echt bang was. Je voelde: één verkeerde beweging en het kon verkeerd aflopen. Uiteindelijk werden we acht dagen gegijzeld. In die week zie je dat ook deze militairen, in dit geval de Serviërs, gewoon met hun werk bezig zijn. Dat leer je begrijpen. Zij begrepen onze situatie ook. Al snel bouwden we een band op en hebben in die dagen zelfs met hen samen bier gedronken, gevoetbald en gelachen. Ik koester dan ook geen wrok. Zij handelen naar hún ideeën, naar hún waarden.”
Ongerust
De gijzeling van het konvooi werd landelijk nieuws. Het thuisfront was ongerust. “Het was frustrerend dat we amper konden communiceren. Gelukkig kon ik nog een berichtje aan pap en mam sturen dat het goed met me ging. Maar de boodschap aan mijn vriendin Melanie bleek later niet te zijn verzonden. Dat vond ik heel erg.”
Zo opwindend als hij zijn missie in Bosnië ervoer, zo saai was zijn tweede uitzending naar Afghanistan. “De groep waar ik deel van uitmaakte was geen eenheid. Bovendien had ik inmiddels twee kinderen en begon het lang van huis zijn te knagen. Ik kwam zonder energie en gestrest thuis. En als je dan weer in Nederland bent en je ziet over welke kleine dingen we ons hier druk maken, is dat lastig. Al besef je aan de andere kant natuurlijk dat het leven gewoon doorgaat.”
In de oorlogen in Oekraïne en Gaza herkent Robert enige patronen. “Je weet dat ook hier bedrijven die wapens en munitie leveren gelijktijdig hoge militaire posten hebben in de oorlog zelf. En dus belang erbij hebben dat de gevechten doorgaan. Het gaat niet alleen om macht, maar ook om geld.” Hij schudt zijn hoofd. “De ene na de andere oorlog, en we leren er niks van.”
Toch kijkt-ie met plezier terug op zijn militaire carrière. “Ik heb iets gedaan voor de wereld, ben ergens ingestapt waar anderen dat niet doen. Als mens ben ik er gegroeid, heb geleerd met tegenslagen om te gaan. Maar vooral het samen ergens voor gaan, vond ik geweldig.” Zijn ogen glimmen. “Ja, als onze zoon voor het leger zou willen kiezen, zou ik dat zeker aanmoedigen.”